Voor echte geopolitieke onafhankelijkheid moet Europa zich op de hele supply chain richten
Er is de Europese Commissie veel aan gelegen om een Europese PV-industrie op te tuigen. Om de strategische afhankelijkheid van China te verkleinen en minder energieafhankelijk te worden. Hiervoor zijn al verschillende aanvullende subsidiemechanismen opgetuigd en er komt een materialenpaspoot dat ook op de zonne-energiesector impact zal hebben. In hoeverre gaan deze initiatieven impact maken?
Een Europese industriepolitiek, en dan in het bijzonder voor de zonne-energiesector, waar moet die zich op richten en is het haalbaar? In deel 2 van dit tweeluik geven Gerard Scheper (CEO van European Solar), Gerard de Leede (CTO van Solarge) en Imfred de Jong en Anne Schneider (salesmanager en hoofd communicatie van Meyer Burger) hun visie op de verhoudingen tussen China en Europa met betrekking tot de PV-maakindustrie.
Lees ook: Hoe kan een Europese PV-maakindustrie zich van China onderscheiden?
Voor de fabricage van zonnepanelen is polysilicium nodig, dat voor een groot gedeelte uit China komt. In hoeverre blijft Europa dan afhankelijk van China?
De Leede: “Eigenlijk is het Europese initiatief gericht op het terughalen van de héle supply chain: ‘van zand tot klant’. Om polysilicium te maken heb je siliciumdioxide, oftewel zand, nodig. Dat vereist zo zuiver mogelijk kwartszand, dat proces kost enorm veel energie en veroorzaakt veel CO2-uitstoot.
Daar komen nog een paar zuiveringsstappen achteraan voordat je eindelijk wafers hebt. Die wafers gaan vervolgens weer door een proces om de celstructuur op te bouwen voordat ze naar de modulenfabriek gaan.
Er is op dit moment, zeker als het om cel- en siliciumproductie gaat, weinig Europese of Amerikaanse productie ten opzichte van wat China levert. Als je als Europa 100 gigawatt aan zonnepanelen wilt gaan leveren, dan moet je bijvoorbeeld ook 100 gigawatt silicium maken. Veel mensen denken alleen aan de modules, maar je moet die hele supply chain – letterlijk van zand tot eindmodule – hier op hetzelfde gigawattniveau krijgen.”
Schneider: “Polysilicium komt nu voor een zeer groot deel uit China. In Europa maken we in Noorwegen ook polysilicium, maar dan kun je slechts uit 5 gigawatt putten. Stel dat je een volledig Europees product wilt hebben met volledig Europees glas, polysilicium en dergelijke, dan is de directe consequentie nu nog dat je beperkt bent tot 5 gigawatt. Maar de Europese markt is minstens tien keer zo groot.”
De Leede: “Je ziet al wat voorzichtige investeringen, zeker in de waferproductie. Je ziet dat de ambities er nu zijn en ik denk dat veel gaat afhangen van Europese (financiële) steun. De rentabiliteit is namelijk slechter dan in China, dus Europese producenten kunnen niet aan de Chinese prijzen komen. Maar met ondersteuning kan dat natuurlijk wél.
Laten we wel zijn: De Chinezen ondersteunen hun industrie ook met allerlei gebouwen en investeringen. Dat maakt het lastig concurreren voor Europa. Dit ongelijke speelveld moet opgeheven worden, anders gaat het niet veranderen.”
Hoe zou het Europese beleid om bedrijven financieel te ondersteunen bij de energietransitie er kunnen uitzien?
Scheper: “Ons Nederlandse subsidiesysteem is eigenlijk een beetje voor dummies. Daar hoef je niet heel erg voor gestudeerd te hebben. De Fransen hebben er wel een serieus boekwerk van gemaakt, inclusief controlerende instituten, want je kan natuurlijk niet simpelweg van de buitenkant zien waar een paneel van gemaakt is. Daarom eisen ze echtheidscertificaten.
Dat vergt ook de ingebruikname van een volledig mechanisme. Dit kun je niet zomaar volgende maand invoeren. Er komen namelijk totaal andere spelers op de markt, met substantieel duurdere panelen. Die kunnen dan vanwege die veel lagere CO2-waarden de tenders gaan winnen. Ja, dan zet je de markt toch wel op z’n kop.
Ik vind dat men naar het Franse model zou kunnen kijken. Daar wordt de subsidie bepaald op basis van de CO2-uitstoot. Hoe meer men aan kan tonen dat het product een lage CO2-uitstootwaarde heeft, des te hoger de subsidie is. Dát zou natuurlijk de Europese fabrikanten in de gelegenheid stellen om toch altijd nog een concurrentiepositie te houden. Ondanks dat de panelen stukken duurder zijn om te produceren.”
De Leede: “Ik denk dat we het op Europees niveau moeten aanpakken, al is de Europese Unie daarin wel traag. In Europa komt er een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), een importbelasting op CO2. Dit zal pas later voor zonnepanelen gaan gelden, dan zijn we alweer jaren verder.
In Nederland is er eigenlijk al een beloning, maar alleen voor de nieuwbouw. Hierdoor zijn bouwers aan de ene kant gedwongen om binnen de bouwnorm te blijven, en aan de andere kant een lage voetafdruk te handhaven. Daarin voorziet ons product nu al en dat is ook een reden dat twee grote bouwers aandeelhouders zijn in Solarge. Die hebben al gezien dat een lage CO2-voetafdruk van zonnepanelen zeer belangrijk wordt voor de nieuwbouw van woningen en kantoren.”
Lees ook: Na bijna 1,5 jaar onderhandelen is Fit for 55 vrijwel definitief, hoe ziet dat eruit?
Schneider: “Wat Meyer Burger wil, is een Europese industriële strategie voor de zonne-energiesector. Samen met onze brancheorganisatie SolarPower Europe hebben we een aantal eisen gecommuniceerd naar de Europese Unie.
De Unie heeft de European Chips Act gelanceerd om de wedergeboorte van de Europese halfgeleiderindustrie te helpen. Wat ons betreft zou het een goed idee zijn om hetzelfde concept over te nemen in een European Solar Act. Dit zou de industrie helpen om op te schalen.
Er zijn dus enkele ideeën die we met onze brancheorganisatie naar de Europese Commissie hebben gebracht, we zullen zien wat er gebeurt. Een belangrijke stap was de lancering van de European Solar PV Industry Alliance in december met als doel een veerkrachtige Europese energievoorzieningsketen op te bouwen.”
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het Nationaal Solar Trendrapport 2023, een gezamenlijke uitgave van Solar365 en Dutch New Energy Research. Wilt u het hele rapport lezen met alle trendanalyses en marktdata? Klik dan hier.